Maandag 25 mei — Über die Geduld

De laatste weken van “huidhonger” dacht ik (Bert) steeds aan de zen beoefening en heb ik gezocht naar een tekst met dat thema. Het toeval wilde dat de bibliotheek weer min of meer openging en meldde dat het boek “Het verborgen licht” dat ik gereserveerd had was aangekomen. Het eerste verhaal dat ik daarin aankruiste om te lezen was het verhaal over de oude vrouw die de kluizenaarshut in brand stak…

Rainer Maria Rilke

Man muss den Dingen
die eigene, stille
ungestörte Entwicklung lassen,
die tief von innen kommt
und durch nichts gedrängt
oder beschleunigt werden kann,
alles ist austragen – und
dann gebären…

Reifen wie der Baum,
der seine Säfte nicht drängt
und getrost in den Stürmen des Frühlings steht,
ohne Angst,
dass dahinter kein Sommer kommen könnte.

Er kommt doch!

Aber er kommt nur zu den Geduldigen,
die da sind, als ob die Ewigkeit
vor ihnen läge,
so sorglos, still und weit…

Man muss Geduld haben

Mit dem Ungelösten im Herzen,
und versuchen, die Fragen selber lieb zu haben,
wie verschlossene Stuben,
und wie Bücher, die in einer sehr fremden Sprache geschrieben sind.

Es handelt sich darum, alles zu leben.
Wenn man die Fragen lebt,
lebt man vielleicht allmählich,
ohne es zu merken,
eines fremden Tages
in die Antworten hinein.

Over geduld

Je moet de dingen
aan je eigen, rustige,
ongestoorde ontwikkeling overlaten,
die van diep van binnen komt
en nergens door kan worden geduwd
of versneld,
alles moet worden meegesleept – en
dan baren …

Vermoeit als de boom die
zijn sappen niet perst
en vol vertrouwen in de lentestormen staat,
zonder bang te zijn
dat de zomer er niet achter
kon komen.

Hij komt!

Maar hij komt alleen bij de patiënt die
er is alsof de eeuwigheid
voor hen ligt,
zo zorgeloos, stil en ver …

Je moet geduld hebben
Met het onopgeloste in het hart,
probeer zelf van de vragen te houden,
zoals afgesloten kamers
en zoals boeken geschreven in een zeer vreemde taal
Het gaat erom alles te leven.
Als je de vragen naleeft, kun je geleidelijk aan de antwoorden van een vreemde dag
naleven zonder het te beseffen .

De oude vrouw steekt de kluizenaarshut in brand

China, tijd van ontstaan onbekend
UIT: HET VERBORGEN LICHT
Verhalen van 25 eeuwen verlichte vrouwen
ISBN 978 90 5670 3639 |NUR 739

Een oude vrouw in China ondersteunde vele jarenlang een monnik. Ze bouwde voor hem een kluizenaarshut en voorzag hem van voedsel en kleding.

Na twintig jaar vroeg ze zich af wat hij bereikt had en besloot hem op de proef te stellen. Ze haalde een mooi meisje uit het dorp en stuurde haar naar de kluizenaar met de opdracht hem te omhelzen en dan te vragen hoe hij zich voelde.

Het meisje streelde de monnik en vroeg: ‘Hoe voel je je nu?’

‘Een verweerde boom op een koude rots heeft in de winter geen warmte’, antwoordde de monnik.

Het meisje ging terug naar de oude vrouw en vertelde haar wat er gebeurd was.

‘Wat?’ zei de oude vrouw. ‘Heb ik al die jaren een bedrieger ondersteund?’ Ze greep een stok, snelde naar de kluizenaarshut en sloeg de monnik, waarbij ze uitriep: ‘Maak dat je wegkomt!’ Daarna brandde ze de kluizenaarshut tot op de grond af.

BESCHOUWINGEN VAN ZENKEI BLANCHE HARTMAN

Ik denk dat de monnik in deze koan het volledig bij het verkeerde eind had met de poging zijn menselijke gevoelens te onderdrukken en zich ervoor af te sluiten in plaats van ze te vieren. Eihei Dogen beschrijft verlichte wezens als wezens die ‘weinig begeren’, maar ik geloof niet dat ‘weinig begeren’ betekent gevoelens te onderdrukken; voor mij betekent het gewoon alles waar te nemen waarvoor we dankbaar moeten zijn en daardoor te weten dat we niet meer nodig hebben.

Door de zen beoefening ontwikkelen we een toenemende waardering voor alles wat ons omgeeft we worden niet tot een oude, verweerde boomstronk! Ik ben tegenwoordig veel levendiger dan in de tijd dat ik met mijn beoefening begon en voel veel meer waardering, en dat geldt voor de meeste zen mensen die ik ken. Het gaat er bij de beoefening niet om ons verlangen en onze menselijkheid te onderdrukken, maar toe te laten dat die zich in een gestadige stroom tot alles en iedereen wenden in plaats van zich slechts op één object te  richten

Ik leerde de zen beoefening kennen door Suzuki Roshi, Katagiri Roshi en Sojun Mel Weitsman, en dat waren geen verweerde bomen maar heel levendige mensen. Op elke foto die ik van Suzuki Roshi bezit en dat zijn er veel lacht of glimlacht hij. Mijn leraren en mijn beoefening hebben me in geen geval geleerd om niet van het leven te genieten. De ervaren leraren die ik mocht tegenkomen hebben lijdende mensen steun gegeven, maar ze waren ook erg speels en vrolijk.

Ik begrijp de boeddhistische regels niet als voorschriften die opgevolgd moeten worden, maar eerder zo: ‘Wees opmerkzaam op het gebied van het menselijk leven, want er is daar veel leed, pas dus op wat je doet.’ Zoals een bord op een dichtgevroren vijver waarop staat: ‘Pas op, dunne ijslaag!’ in plaats van ‘Je moet je schamen!’. Onze gelofte zegt dat we mensen helpen hun lijden te beëindigen, en niet dat we tot hun lijden bijdragen. Ik kan leven zonder een ander tot seksueel object te maken en weet zijn schoonheid toch te waarderen. Dat betekent volgens de regels leven.

Wat de monnik en het jonge meisje betreft zou ze gekrenkt zijn geweest wanneer hij haar in de een of andere vorm zijn genegenheid had getoond? Ik ken haar levensomstandigheden niet, maar ik heb de indruk dat het meisje bereidwillig meegespeeld heeft en de afwijzing haar gevoelens waarschijnlijk gekrenkt heeft. Maar de monnik heeft zijn beoefening gebruikt om zich voor alle gevoelens af te sluiten, zodat hij er geen hinder van had. Dat is een verkeerde opvatting van de leer van de beëindiging van het lijden. De monnik zou tegen de jonge vrouw bijvoorbeeld vriendelijk hebben kunnen zeggen: ‘Je bent jong en mooi en heel aantrekkelijk, maar ik leef als monnik in celibaat en daarom kan ik je jammer genoeg niet bij me opnemen.’ Hij is haar niet met mededogen tegemoet getreden.

Ik houd ervan de Brahma Viharas (oefeningen waarbij het in de kern om liefhebbende goedheid en mededogen gaat) en de Metta-sutra te onderrichten. In de Metta-sutra reciteren we: ‘Liefde in de hele wereld laten stromen, naar boven alsook naar beneden en in alle richtingen, grenzeloos, oneindige goedheid voor de hele wereld ontwikkelen.’ Voor mij is dat een geweldige visie, wanneer ik aan alle conflicten en vijandigheden denk die er in onze wereld bestaan.

In dokusan omhelzen ik en mijn leerlingen elkaar vaak. Ik weet dat dit geen orthodox gedrag is en misschien vinden sommige mensen het ongepast. Maar omdat ik oud genoeg ben om van de meeste mensen hun grootmoeder te kunnen zijn, hoop ik dat dit in orde is. Wanneer iemand lijdt, sta ik aan het eind van het gesprek soms op en omhels hem of haar. Soms merk ik dat een omhelzing te vrijpostig zou zijn en dan omhels ik de desbetreffende persoon niet. Tot nu toe vonden de mensen de omhelzingen eerder troostend dan pijnlijk of verwarrend.

Eens hield broeder David Steindl-Rast, een benedictijnermonnik, die met Suzuki Roshi heeft gepraktiseerd, een voordracht in Tassajara en iemand vroeg hem naar zijn celibaatsgelofte. Broeder David zei daarop: ‘Wanneer ik van alle mensen evenveel wil houden, moet ik celibatair of promiscue leven!’ Ik mag dit beeld wel: van iedereen op dezelfde manier te houden. Dat heb ik mezelf ook opgelegd, van iedereen op dezelfde wijze te houden en iedereen geheel en al lief te hebben. Dat wil niet zeggen dat we onze waarneming of waardering voor de wereld om ons heen moeten laten ‘roesten’, maar deze wereld steeds meer moeten waarderen: haar schoonheid, alles wat ze ons kan geven, en onze volledige verbondenheid ermee.