Jan W. Groot
Wetenschap en geloof is een verhaal over denken en niet-denken. En dat zijn regelmatig terugkerende onderwerpen op onze avonden. Wat is wetenschap en waar begint het geloof?
Kant
De filosoof Kant zei: “We zien de wereld alleen zoals we hem zelf graag zien. We weten dus alleen hoe de wereld aan ons verschijnt en niet hoe die wereld in haar totaliteit is. De wereld richt zich naar onze kenvermogens en we zien alleen datgene wat in onze denkkaders past. En dan moet het ook nog binnen het concept van tijd en ruimte passen, terwijl ruimte en tijd kenmerken van onze waarnemingen zijn en niet van de dingen ‘an Sich’.” Hoe een object van onze kennis er zonder Tijd en Ruimte uit zou zien, is niet te achterhalen. Vandaar dat Kant stelt dat het ‘kennen’ zich niet naar het object richt maar dat het object zich naar de vorm van ons kennen richt.
M.a.w. wij ‘bedenken’ onze werkelijkheid.
Ons denken is echter beperkt en het zou goed kunnen dat er wel eens veel meer ‘werkelijkheid’ is dan wij in onze stoutste dromen kunnen bedenken. Maar volgens Kant zullen we die werkelijkheid dus nooit kennen.
Ken u Zelve
Plato had zich ook al over dit onderwerp gebogen en was van mening dat alle kennis in ons zit en die moeten we ons alleen nog maar bewust worden. Wil de mens tot wijsheid komen dan moet hij in zich zelf op zoek gaan naar “de ware kennis van het schone zelf”. Dit brengt met zich mee dat de wijsheid volgens Plato niet kan ontstaan via de zintuiglijke weg maar via de spirituele weg van het leren kennen van onze ziel. Dit sluit aan bij wat Socrates bedoelt met het ‘ken U zelf’.
Aristoteles was het voor een groot deel met deze opvatting eens maar meende dat alle kennis in de natuur is opgeslagen.
In het boek ‘de Monnik en de Filosoof’ zegt Matthieu Ricard (de Boeddhistische monnik): “De gehechtheid aan het bestaan is een van de belangrijkste vormen van onwetendheid. Het Boeddhaschap is de ontdekking van de ware aard der dingen. De ontdekking van de ware aard is geen maaksel maar een verwezenlijking. Bij gewone mensen ligt deze volmaaktheid of boeddha-natuur onder vele lagen die gevormd zijn door het gehecht-zijn aan de werkelijkheid. Het Boeddhistische pad is een pad waarop de ware aard van de werkelijkheid onthuld wordt.”
De overeenkomst tussen de ideeën van Plato, Aristoteles en Matthieu Ricard is dat zij alle drie menen dat er een ‘reservoir van kennis’ is waaruit wij, stervelingen, kunnen putten.
Als ik Kant, Plato en Matthieu goed begrijp, is er naast een wereld die we kunnen waarnemen en begrijpen ook een wereld die we niet kennen en voor een gedeelte ook niet kunnen begrijpen.
Een belachelijke vraag
Dan komt een filosofisch vraagstuk om de hoek kijken: Kunnen we dingen weten die we niet kennen?
Dat lijkt een belachelijke vraag. Maar filosofen zijn er eeuwenlang vanuit gegaan dat wat we niet hebben ervaren, we ook niet kunnen bedenken, laat staan kennen. Uitgaande van de wetenschap (en de filosofen) kan er dus niets bestaan buiten het ‘reservoir van de kennis’.
Maar wat ligt er dan buiten ons heelal?
Of: we weten dat er een toekomst is maar we kennen haar niet.
We weten dus iets wat we niet kennen.
Maar zou je dan niet iets kunnen leren wat je niet weet?
Socrates voerde een experiment uit met zijn slaaf Meno en concludeerde: “Verwerven van inzicht is een vorm van herinnering. Leren is niet kennis van buitenaf eigen maken maar het opnieuw bewust worden van verborgen innerlijke kennis.”
Augustus
Er zou dus best wel eens een wereld buiten het ‘eservoir van de kennis’ kunnen bestaan die we niet kennen. Augustus noemde die ‘ongekende’ wereld God. Hij zei:”We kunnen God niet kennen. Er is wel zoiets als een God maar je kunt er niets over zeggen want God past niet in het concept van tijd en ruimte. En omdat God niet in het concept van tijd en ruimte past, zwijgen wij de ‘ongekende wereld’ dood. Maar daardoor raakt de God (of het goddelijke) uit beeld en weten we niet meer dat er nog een ‘ongekende’ wereld is. We raken het contact met ons innerlijk weten kwijt en aanbidden de wetenschap die zoveel tastbaarder en makkelijker te begrijpen valt.”
Je zou kunnen zeggen dat de ‘kenbare’ wereld het werkterrein van de westerse wetenschap is. De ‘ongekende’ wereld is die van God oftewel van geloven of van het niet-denken.
De ware aard in Trouw
Tot slot vond ik In Trouw een verhaal waarin, naar mijn mening, de combinatie van wetenschap en geloof inspirerend werd verwoord. In dit verhaal zijn wetenschap en geloof geen onverenigbare grootheden maar grootheden die elkaar aanvullen.
“We gaan nu te veel uit van het ene (de wetenschap) of het andere (het geloof). Zo zijn er vele moeilijkheden in de maatschappij die ogenschijnlijk onoplosbaar lijken te zijn. Vele deskundigen en wetenschappers buigen zich over de fenomenen van de uiterlijke natuur, dat wil zeggen, de verschijnselen zoals ze zich aan ons voordoen. De deskundigen proberen oplossingen te vinden voor alles wat zich voordoet in de huidige maatschappij en de wereld. Wetenschappers bekijken het fenomeen en zoeken er een oplossing voor. Ze kijken echter niet achter het fenomeen om de ware aard te ontdekken. Maar door deze’ eenzijdige’ benadering worden de moeilijkheden alleen maar groter. De werkelijke oorzaak van het niet kunnen vinden van mogelijkheden om het wereldbestel en ook het maatschappelijk bestel beter te laten functioneren, ligt in het feit dat niemand de ware aard van de werkelijkheid (fenomeen) kan zien. Zo blijft iedereen de plank misslaan want de mensen kunnen de uiterlijke verschijnselen in de wereld niet begrijpen als ze de grondslag niet kennen waarop alles is gebouwd. Als ze de structuur van het menszijn niet kennen. De mensen nemen alles waar met oppervlakte-ogen die niet zien wat de ware aard van iets is.
De mensen kennen zichzelf niet, zij kennen de wereld niet, zij kennen de opbouw van het universum niet. Ook niet de Allerhoogste Realiteit waaruit alles ontstaat en geboren wordt. Men ziet slechts een gebeurtenis die men wil reguleren, manipuleren en/of veranderen. En dat lukt meestal niet. Wil men de werkelijkheid begrijpen dan zal het besef er moeten komen over wat de aarde is, wat de mensheid is en wie de mens zelf is. Men moet de ware aard van de ‘dingen’ kennen want dan pas wordt het mogelijk om de uiterlijke verschijnselen in de juiste context te plaatsen.”
De monnik en de filosoof
Jean Francois Revel, de filosoof uit het boek ‘de Monnik en de Filosoof’, zegt in het slot van het boek: “Wijsheid berust niet op wetenschappelijke zekerheid en wetenschappelijke zekerheid leidt niet tot wijsheid. En toch bestaat zowel het een als het ander maar het zal voor altijd gescheiden en voor altijd complementair zijn. We kunnen ze geen van beide missen.”
Matthieu Ricard, de Boeddhist uit hetzelfde boek, zegt: “De wetenschap is in staat om onze levensomstandigheden te verbeteren. Maar het gaat om de kwaliteit van het leven en de enige manier om dat te bereiken is: innerlijke
Of om met Plato te spreken: “De wijsheid zit in de mens zelf”.”
God in de wetenschap?
De wereld van het denken (wetenschap) is onlosmakelijk verbonden met de wereld van het niet- denken (geloof). Of: uiterlijke verschijnselen zijn onlosmakelijk verbonden met hun ware aard. De ware aard zou wel eens de inspiratiebron voor de mens kunnen zijn om in het ‘reservoir van de kennis’ op zoek te gaan naar ‘weten-schap’.
Het niet-denken zet ons aan tot denken.
Denken en niet-denken; voor altijd gescheiden en voor altijd complementair? Als begrip is dat ongetwijfeld waar. Maar alleen met een hechte verstrengeling van denken (wetenschap) en niet-denken (geloof) kunnen we problemen echt oplossen en ons leven in balans brengen.