Weekend met André van de Braak

Doetinchem, februari 2015

Lezing 1 Boeddhisme-christendom. Voorwaarden scheppen voor wijsheid en compassie, leegte. Vouw je handen en wacht

Zen:
leegte, niet iemand aanroepen. Niets doen: ‘wees als iemand die niets te doen heeft.’ Alles is leeg, het is niets ‘van zichzelf’. 
Op je kussen maak je ruimte voor het inzicht dat er niets substantieels is. Je zorgen, gedachten, angsten: doe er niets mee, ‘het hoeft niet weg’; alles gaat voorbij, het komt en gaat.
Je kunt gedachten vergelijken met hormonen (MJ bv. opvliegers): je hebt er geen macht over. Het liefst zou je grote schoonmaak houden in je gedachten, ‘manager’ zijn van je eigen geestelijk leven.  Maar dat lukt niet, ‘het’ denkt, voelt, wil. Je kunt ze wel ‘cultiveren’: ervoor zorgen, ze voeden en beschermen.

Er zijn twee vleugels waarmee je vliegt: wijsheid en compassie. Beide ontstaan spontaan. Je kunt ze cultiveren  door er af te blijven, het te laten zoals het is, komt.

Wijsheid om hiermee om te gaan kun je niet nastreven, bv. door te zitten. Wijsheid ‘komt wanneer ze wil’.  Ook haar kun je cultiveren en beschermen, bv. door te komen mediteren.
De Chinese traditie is gestoeld op vertrouwen dat het komt. Als je de ‘niets-heid’ van alles ontdekt, komt er ruimte. Die ruimte maakt weer compassie mogelijk. Dat is geen emotie, maar een mee resoneren met… alles; met een ‘open hart’, op natuurlijke wijze (10e plaatje van de  os)  de wereld binnenlaten. Dan gaat compassie (die er altijd al was) ook echt stromen.

Je kunt de wijsheid en haar voortgang ook niet ‘meten’, ben ik er dichter bij, verder van af? Er is geen zekerheid dat je het goed doet.
Voorbij het beginnersoptimisme van de beoefenaar,  is het belangrijk  de ‘beginners-mind’ te houden. Daar heb je veel vertrouwen voor nodig, en doorzettingsvermogen, ‘de barre winter door’.

Christendom:
Ook geloof moet je cultiveren. Dat hoeft niet per se geloof in iets/iemand te zijn. Het kan gewoon geloof . (punt) zijn.
Bidden is: afstemmen, resoneren, aan het licht laten komen van….? Soms moet je daarvoor woordloos/beeldloos worden; dat kan het christendom leren van het boeddhisme.

Wat kan (westers) boeddhisme leren van christendom? Handen vouwen, besef: ‘ik kan dit niet, ik weet niet.’ Bevrijding kun je niet verdienen, die valt je toe, het is ‘genade zonder afzender’.
Daarvoor moet je hulp leren vragen, nederig zijn.

Het boeddhisme in het westen heeft de neiging tot een ‘self-made’ instelling,  zonder hulp je pad vinden. Maar ook hier komt langzaam een tweede golf- en voor die weer is geworteld duurt het lang (bv. overgang India – worteling in China duurde 300 jaar).

Binnen Maha Karuna bestaat o.a. met de figuur van Kwan Yin het besef: ‘Ik kan het niet zelf’, en ook in de Zuivere Land richting. Er is een werkelijkheid die ‘geeft om ons’, ‘die zich om je bekommert.’ Wie dat is, wordt in het boeddhisme niet beantwoord (weer die genade zonder afzender), maar in het christendom wel (God). Als God dood is, komt dat doordat we geen toegang meer hebben.

Lezing 2 We doen het samen; ‘roeping’; boven- en onderstroom;

Wij gaan dit pad samen, met alles wat er bestaat. Ik – wij is een kunstmatig onderscheid, zoals wij in het westen en mensen in het (nabijere) oosten (India) dat gewoon zijn.
Wij: ik zit=wij zitten te mediteren. Inter-being (term Thich Nath Han)= afstemming.
Onderlinge verbondenheid is er gewoon, alles hoort bij elkaar en stroomt (is een proces), ‘geen zelf’. Dat besef, het collectieve denken, is er veel meer in de Chinese en Japanse cultuur (het verre oosten is anders dan het nabije oosten). Net als het besef (de ervaring) dat we … (boeddhanatuur?) aan het licht kunnen brengen door er contact mee te maken; en dat contact ontstaat niet door begrijpen met de geest, maar door ‘je afstemmen’; zoals je een rivier niet kunt begrijpen, maar haar leert kennen door erin te zwemmen.

Zo ook in zo’n weekend als dit: door gezamenlijk te beoefenen beïnvloed je elkaar, bent samen bezig; je eigen koker valt wat weg, net als het onderscheid tussen ‘jouw’ en ‘mijn’ misères. Samen zitten we in de wasmachine, waarin we ‘onze onwetendheid spoelen’. Al wat je doet is: je beschikbaar stellen voor dit proces.
Je hebt een gezamenlijke intentie (die in het reciteren van sutra’s kan doorklinken), motivatie om dit gezamenlijke proces aan te gaan.
De individuele motivatie om dit te doen, varieert in de loop der tijd en is vaak een rationalisatie achteraf (bv. ik wilde graag rustiger worden). Maar waarom je het doet, is iets onbenoembaarders, iets diepers, iets onpersoonlijks dat onder de oppervlakte gaande is.
We geven gehoor aan een ‘verlangen om thuis te komen’. Je kunt het een soort ‘roeping’ noemen;  Augustinus: ‘God roept jou ipv andersom’.  Wel wordt een appèl op ons gedaan (dat is urgenter dan ‘een uitnodiging’) om ons toe te wijden aan de Bodhisattva-gelofte, samen met alles en iedereen.
Dat toewijden is niet zozeer een doen, als een ‘je openstellen’. Dit gebeurt toch wel, maar je kunt je er meer van bewust worden, en er ‘ja’ tegen zeggen: ‘Ik ben bereid om mee te varen’. Daarvoor moet je de controle loslaten, het willen, het doelen stellen; durven zeggen: ’Ik weet het niet.’
Naarmate je op het kussen de controle meer loslaat, kan de onderstroom geactiveerd worden.
Het leven zelf onthult wel welk pad er gegaan wordt, die koers zet je zelf niet uit. De keuze zit erin, of je wel of niet response geeft aan dit appèl.
Je participeert in iets ‘doorgaands’, een proces dat ook doorgaat door zonder jou.

Alles wat opkomt (gedachten, emoties enz. ) is oppervlakte, het zijn golfjes (of hoge golven bij veel wind, ze gaan voorbij (‘garbage’, niet echt belangrijk). Daar kunnen we misschien nog wel grip op krijgen.  (Als je daar erg me bezig bent, doe je ‘therapie’ als je  op je kussen zit).
Maar de onderstroom (het blijvende,  iets dat niet beweegt) heeft de regie. Dat is ‘het collectieve onbewuste’ (Jung), dat niet van jou persoonlijk is. Die onderstroom (Bodichitta) geeft de richting, maar vaak merk je niet dat het werkt. Daarvoor moet je vertrouwen hebben;  dat geeft gelijkmoedigheid, waarin er ruimte is voor alles, alles is goed. Windstilheid hoeft niet , alles is goed: je zegt ‘ja’ tegen de golven.
Bodisattva zijn is de intentie om je voor dat proces (waarvan je de vorm niet zelf bepaalt) beschikbaar te stellen. ‘Kom maar. Ik zie wel.’

Met veel dank aan André voor zijn inspirerende en troostende woorden
Borne, Miriam Janssen, 2-2015